Omgevingsvariabele in QTP (UFT) met voorbeeld

Wat is omgevingsvariabele?

Omgevingsvariabelen zijn dynamische ‘objecten’ op een computer die een waarde kunnen opslaan, waarnaar op zijn beurt kan worden verwezen door een of meer softwareprogramma’s in Windows.

Omgevingsvariabelen zijn dynamisch van aard en kunnen worden gewijzigd. Er zijn een aantal omgevingsvariabelen waarnaar programma's kunnen verwijzen en die nuttig kunnen zijn bij het vinden van informatie over hun computeromgeving.

HP UFT-omgevingsvariabelen

Micro Focus UFT-omgevingsvariabelen zijn toegankelijk voor alle acties, functiebibliotheek en herstelscenario's.

Typen QTP-omgevingsvariabelen

Omgevingsvariabelen zijn die variabelen die globaal in de tests kunnen worden gebruikt. Er zijn twee soorten omgevingsvariabelen

  • Ingebouwde variabelen
  • Door de gebruiker gedefinieerde variabelen (heeft 2 subtypen)
  • Intern
  • Extern

Ingebouwde variabelen

In QTP, ingebouwde variabelen zijn vooraf gedefinieerde variabelen. Hiermee kan de gebruiker informatie ophalen over de test die wordt uitgevoerd en informatie krijgen over het besturingssysteem (Operating Systems) waarop de test wordt uitgevoerd. Enkele van de ingebouwde variabelen zijn Actie-iteratie, Operating-systeem, testdirectory, lokale hostnamen, Operasysteemversie enz.

Ga naar Bestand -> Instellingen -> Tabblad Omgeving om het gedeelte met omgevingsvariabelen te bekijken en de lijst met omgevingsvariabelen te bekijken.

Soorten QTP-omgevingsvariabelen

De waarden van omgevingsvariabelen kunnen waar nodig tijdens de runsessie worden verkregen en gebruikt.

Voorbeeld:

MsgBox Environment.Value(“OSVersie”)

Soorten QTP-omgevingsvariabelen

Door de gebruiker gedefinieerde variabelen

Vóór uitvoering van de test zijn dit de variabelen die door de gebruiker zijn gedefinieerd. Het kan globaal worden gebruikt voor verschillende tests, maar het kan ook worden beperkt tot één test.

Door de gebruiker gedefinieerde variabelen werden in twee typen ingedeeld

  • Intern
  • Extern
  1. Door gebruiker gedefinieerd – Interne variabelen: Deze variabelen worden door de gebruiker gedefinieerd voordat de test wordt uitgevoerd en zijn alleen beschikbaar voor een bepaalde test
  2. Door de gebruiker gedefinieerde externe variabelen: Deze variabelen worden door de gebruiker gedefinieerd en kunnen globaal voor verschillende tests worden gebruikt.

    Externe variabelen kunnen op twee manieren worden geladen. Het kan handmatig worden gedaan voordat de test wordt uitgevoerd via het tabblad omgeving of het door de gebruiker gedefinieerde scherm door het selectievakje variabelen laden te inspecteren en vervolgens het XML-bestand te selecteren.

    U kunt als volgt een door de gebruiker gedefinieerde variabele maken

    Door de gebruiker gedefinieerde variabelen

    Door de gebruiker gedefinieerde variabelen

    U kunt als volgt toegang krijgen tot de variabele

    MsgBox Omgeving.Waarde(“Guru99”)

    Door de gebruiker gedefinieerde variabelen