Soorten opnamemodi in QTP/UFT: Analoog, Laag niveau, Context

HP UFT (QTP) ondersteunt 3 soorten opnamemodi

  1. Contextgevoelig
  2. Analoog
  3. Laag niveau

Contextgevoelige opnamemodus

  • De normale opnamemodus wordt ook wel Contextgevoelige modus genoemd
  • Het is de standaard opnamemodus die optimaal gebruik maakt van het testobjectmodel van Quick Test Professional.
  • Het herkent objecten in de applicatie, ongeacht hun locatie op het scherm.
  • Het registreert de objecten in uw toepassing en de bewerkingen die erop worden uitgevoerd

Analoge opnamemodus

  • In een analoge opnamemodus Snelle testprofessional registreert en volgt elke beweging van de muis terwijl u de muis over een scherm of venster sleept.
  • De analoge opname van Micro Focus UFT wordt vastgelegd als tracks en opgeslagen in de directory van uw test
  • Het is handig voor het vastleggen van bewerkingen die niet op objectniveau vastgelegd kunnen worden. Bijvoorbeeld een handtekening die geproduceerd wordt door de muis te slepen
  • In de analoge modus kunt u opnemen
  1. Record Ten opzichte van scherm
  2. Ten opzichte van raam
  • Wanneer uw analoge bewerking beperkt is tot slechts één venster, gebruikt u relatief ten opzichte van een venster
  • Wanneer uw analoge bewerking meerdere schermen omvat, zoals het slepen en neerzetten van een object van het ene venster naar het andere, gebruikt u de schermoptie

Laag-niveau-modus

  • Met deze modus kunt u op elk object in uw toepassing opnemen, ongeacht of QTP het specifieke object of de specifieke bewerking herkent.
  • Deze modus neemt op objectniveau op en registreert alle runtime-objecten als Window- of WinObject-testobjecten.
  • Het wordt gebruikt wanneer de exacte coördinaten van het object belangrijk zijn voor uw tests. Een goed voorbeeld zijn hashmaps waarbij het klikken op verschillende delen van een foto je naar verschillende links brengt
  • Wordt gebruikt bij het opnemen van tests in een omgeving (of op een object) die niet door QTP wordt herkend
  • De modus op laag niveau registreert de x-, y-coördinaten van alle klikken

Leer Context, Analoge, Low-Level opnamemodi met een voorbeeld in de volgende video

Klik hier als de video niet toegankelijk is

Samenvatting

  • Analoge opnames en opnames op laag niveau vereisen meer schijfruimte dan de normale opnamemodus.
  • Voor beide modi moeten de schermposities tijdens de opname en de looptijd identiek zijn, anders mislukt het script
  • Gebruik daarom alleen analoge opname of opname op laag niveau wanneer de normale opnamemodus uw bewerking niet nauwkeurig vastlegt.
  • Soms schakelt QTP automatisch over naar de low-level-modus tijdens het opnemen van objecten of omgevingen die niet door QTP worden ondersteund